Dat noemen wij losse flodders

Dat noemen wij losse flodders.

Hoewel ik tot nu toe geen reacties heb gekregen op mijn vraag naar liedjes of versjes die vroeger bij bepaalde feesten de revue passeerden (zie vorig artikel in Periodiek nr. 13), ben ik in het Klaproos-archief toch nog wel wat tegengekomen waarmee ik de artikelenreeks over Roosendaalse liedteksten kan voortzetten. Overigens blijven opmerkingen en aanvullingen van Uw kant welkom, immers wie zou het allemaal beter kunnen vertellen dan degenen die behoren tot de generatie die het allemaal heeft meegemaakt. Het onderstaande gedicht bijvoorbeeld werd in 1977 aan het papier toevertrouwd door de in 1901 geboren Herman Vreugde:

Mijn Burgerhout, dat kan ik niet vergeten
Mijn Burgerhout, waar ik blij heb gespeeld
Mijn Burgerhout, blijft steeds bij mij voortleven
Mijn Burgerhout, daar heb ik mij nooit verveeld

Mijn Burgerhout, met de ijzeren poort van Porrekeslop
Mijn Burgerhout, met de tuinen van de Knoppers
Mijn Burgerhout, daar gooiden wij welles mee ’n pèrdemop
Mijn Burgerhout, dat noemde wij losse flodders

Mijn Burgerhout, dat was een dierbaar plekje
Mijn Burgerhout, met zijn vaartje en de brug
Mijn Burgerhout, met zijn pindraad en zijn hegje
Mijn Burgerhout, daar denk ik steeds aan terug

Mijn Burgerhout, met de Notenbooms en de Kreijntjes
Mijn Burgerhout, met de voetbalclub B.S.C.
Mijn Burgerhout, toen waren wij nog kleintjes
Mijn Burgerhout, maar wij schopten toch al mee

Mijn Burgerhout, met het Bunderke en ’t Lang padje
Mijn Burgerhout, met de wei van Merijn de Groen
Mijn Burgerhout, waar we weleens dansten in ’n plasje
Mijn Burgerhout, zoiets moesten wij toch doen

Mijn Burgerhout, met het Langeveld en Duikelsluis
Mijn Burgerhout, met de rakkers van ’t Zand
Mijn Burgerhout, daar voelden wij ons allen thuis
Mijn Burgerhout, maar niet aan moeders hand

Mijn Burgerhout, met de fotograaf en de kappers
Mijn Burgerhout, met de paarden van De Beer
Mijn Burgerhout, wij waren allen makkers
Mijn Burgerhout, die tijd komt nimmer meer

Mijn Burgerhout, met de Wietzon en de schelen Arjaan
Mijn Burgerhout, mee Frans Voogt de politieagent
Mijn Burgerhout, ik zie hem nog door de straat gaan
Mijn Burgerhout, ’t was toch ’n goeie vent

Mijn Burgerhout, tussen Van Eekelen en Janske Suikerbuik
Mijn Burgerhout, daar woonde het echte ras
Mijn Burgerhout, daar speelden wij vroeger op ’n struik
Mijn Burgerhout, waar vroeger Friedus Dekkers was

Mijn Burgerhout, waar wij kastanjes gingen rapen
Mijn Burgerhout, van die goeie ouwe tijd
Mijn Burgerhout, daar kan ik van blijven praten
Mijn Burgerhout, dat steeds in mijn herinnering blijft

Met de eerder gepubliceerde teksten over o.a. de Molenstraat, de “Achterstraat” (Raadhuisstraat), de “Kaai” (Kade) en de “Fuis” (Vijhuizenberg) ontstaat langzamerhand een aardige reeks die ongetwijfeld nog aangevuld moet kunnen worden; dus zet hem op Kalsdonk, Kortendijk, ’t Hoekske, Nispensestraat, Kruisstraat, Brembosch, Vroenhout, enz.

En omdat het tienjarig bestaan van de Heemkundekring (in 1989, de webmasters) reden tot feest geeft, vervolg ik met een “meezinger” die ons het nodige vertelt over een “toeristische wandeling door Roosendaal”. Vermoedelijk was dit lied op bruiloften en partijen een algemeen succesnummer. Het is in elk geval ook ooit door Frie Dekkers gezongen, want het lied komt uit de verzameling die aan hem heeft toebehoord:

Boertjes uit Zwammerdam

Met het spoor in Roosendaal gekomen
Door het van Loonpark gegaan
Ge zou ’t ’n boske noemen
Zoveel bomen als er staan
Het is niets dan gras en paden
En hier en daar een stam
en takkebos is veel mooier
– Bij ons in Zwabberdam

De Molenstraat in gelopen
Dat was me ’n gek gezicht
Daar hingen dan aan twee touwkes
Een grote bol met licht
Dat was me een geflikker
M’n ogen werden lam
Een vetkaars brandt nog beter
– Bij ons in Zwabberdam

Toen wilde ik gaan beklimmen
De toren van de Markt
Maar dat is mij slecht bekomen
Wat boven werd ik zat
Wat was ik toch weer blije
Dat ik weer beneden kwam
In ‘ne perenboom klim ik veel liever
– Bij ons in Zwabberdam

De Molenstraat weer ingelopen
Dat viel me nogal mee
Daar waren wel veel winkels
Maar klanten nog geen twee
Ge kon er alles kopen
Per ons, per hectogram
De snoepvrouw heeft het veel beter
– Bij ons in Zwabberdam

Toen wilde ik gaan eten
En zag “Janus Dekkers”staan
Ik gooide voor n’n biefstuk
Vijf gulden naar de maan
Ik docht: loop naar de keartjes
Ik neem n’n boterham
Het spek is veel goedkoper
– Bij ons in Zwabberdam

Ik ging sigaren kopen
Al in een magazijn
Ik vroeg om aan te steken
Ik docht dat zal wat zijn
Toen sprong er uit een knopje
Opeens ’n grote vlam
’t Stekske brandt veel beter
– Bij ons in Zwabberdam

Toen ging ik nog eens kuieren
En kwam voorbij “De Krieng”
Ik ben toen voor n’n daalder
Daar binnen eens gaan zien
Mar al wat ik zag of hoorde
’t Was even stroef en stram
De poppenkast is veel mooier
– Bij ons in Zwabberdam

Ik hoorde buiten kwèken
En dacht wat is er aan de hand
Ik ging toen eens gauw kijken
En kwam bij ‘nen grote brand
Ze waren net aan ’t blussen
Maar alles ging in vlam (*)
Met emmers bluste veel beter
– Bij ons in Zwabberdam

Ik wilde toen naar Nispen
Maar dat ging wonder slecht
Ik nam de verkeerde buslijn
En kwam in Wouw terecht
Ik dacht loop naar de pomp toe
Met auto, bus of tram
Met de mistkar rijj’et veel beter
– Bij ons in Zwabberdam

Ik zou nog wel kunen vertellen
Tot morgenvroeg misschien
Van al die rare dingen
Die ik in Roosendaal heb gezien
Maar ik ga nou naar huis toe
Want ik heb zin in ham
En ons Moeder zit te wachten
– Bij ons in Zwabberdam

Samen zingen …… met z’n tweeën
Wij hoorden jullie klappen
Waarom dat weten we niet
Maar wij zien wel aan jullie gezicht
Dat het niet is uit verdriet
Om voor iemand te applaudiseren
Slaan jullie je handen lam
Wij doen dat met ons voeten
– Bij ons in Zwabberdam

(*) Frie Dekkers noteert: Maar ’t brandde gelijk ne zwam

Met deze twee teksten heeft U voorlopig weer stof tot nadenken en halen ze nog een aantal herinneringen op aan oude stukjes Roosendaal die erin voorkomen. Mijn kennis van zaken houdt bij het lezen van al die namen van typische plekjes en personen al gauw op. Wie waagt zich eens aan een woordverklaring, bijvoorbeeld van het “Bunderke” en de “Duikelsluis”en al die andere namen? In een volgende aflevering zou ik die dan op kunnen nemen. Alvast bedankt, zullen we maar zeggen.

Jan van Nassau