Langs het voetpad van mijn vaderen

Onderstaand artikel van Piet Bruyninckx.is letterlijk overgenomen uit Periodiek 17 (1990)


Langs het voetpad van mijn vaderen

Nog onlangs reed ik door de huidige Damstraat – voorheen van Gilsestraat – waarin ik meer dan een halve eeuw geleden geboren en nog lange jaren daarna getogen ben… maar ik herkende er mij haast niet meer terug….. Van deze toch zeer centraal gelegen straat in de oude binnenstad met een rijke historie (niet alleen voor mij) is heden ten dage weinig of niets meer overgebleven wat herinneringen oproept aan die sfeer en haar bewoners.

De straat huisvestte vroeger talloos vele kleine middenstandsers en kende een aantal, zeker voor die tijd, bekende firma-namen voor de hele regio. Als ik de film van m’n geheugen nog eens terugdraai en start op de hoek Molenstraat/Damstraat (tot aan de Willemstraat was dit destijds al de Damstraat en daarna tot aan de Burgerhoutsestraat heette dat gedeelte van Gilsestraat) lag daar het prachtige hoekpand van Lemmens-Cox met showroom voor de Citroën-auto’s die men er in die tijd verkocht en waar verder de straat in, zich een grote garage met reparatie-werkplaats bevond.

Op de andere hoek (thans Horn-keukens) was de grote levensmiddelen-grossier “Dalroos” van de familie Roset geheuisvest. Achter de brede inrijpoort, gelegen aan die Damstraat, stonden grote magazijnen met Dalroosproducten (eigen merk). Deze magazijnen gingen voor een groot deel in vlammen op bij het Mei-bombardement van 1940.

Naast de poort was mijn naam- en familiegenoot woonachtig. Hij was eigenaar van de disilleerderij “De Moriaan” aan de Oude Markt (thans Cleyne Cat). Peeters Vishandel was het daarnaast gelegen pand en het was voor die tijd een zaak van klasse. De etalage kende een heel groot marmeren blad waarop koperen balusters met haken waren gebouwd en daaraan hingen de Kabeljauw-Tarbot-Tong-Schelvis en “Scharrekes” waarbij kleinere vissoorten los op het marmeren blad lagen uitgestald. Wat kon het daar op donderdagen en vrijdagen en tijdens de vasten dan druk zijn.

De vele grote kloosters en instellingen kon Cees Peeters tot z’n cliëntenkring rekenen en ’s morgensvroeg reed hij, met in een grote rieten mand de bestellingen, naar z’n vele adressen in de stad.Daar weer naast had kapper de Bot, later de kappersfamilie de Pauw en weer later Frans Arnoe, hun “Heeren-Salon”… en vooral op zaterdagavond, als het manvolk naar de schèrschool toog, kon het er druk zijn. Wij, kinderen, trokken veelal op woensdagmiddagen naar de kapper en Frans Arnoe deed toen al aan klantenbinding met rolletjes drop uit de scheermessenlade.

Er volgde dan een huizenrij in dezelfde stijl, de zogenaamde “huiskes van de Waal” waarin zich ondermeer schoenmaker Toon Broeren (later Chr. Haarbosch) had gevestigd en in een van de pandjes daarnaast was in de voorkamer het eerste “uitdragers”-winkeltje van Haverkort, naar ik mij herinner, ingericht. Weer later begon hierin ook de familie Sep een viswinkeltje met -in de oorlogsjaren- veelal mosselen en kreukels! Eveneens in een voorkamer van het daarnaast gelegen woonhuis had Kooke van Oosterhout een rijwielzaak en al waren de etalages provisorisch….. de voorkamerramen lieten voldoende voorraad aan Heren- Dames- en Kinderfietsen zien. In de nog aanwezige bedsteekasten had hij het reparatiemateriaal voor z’n werkplaats en voor de maandagse marktkraam opgeslagen. Bandje plakken kostte een kwartje! (€ 0,11, redactie).

Toon Brouwers zat met z’n slagerij en rokerij voor hammen in het volgende pand. Dan kwam er een brede koolas-gang waaraan zich nog een woonhuisje bevond. Aan de andere zijde van die gang bevond zich het café van Marijn v.d. Maagdenberg (later “Schone Kees” en thans Elke’s Pub) waar tijdens de kermisdagen een groot draaiorgel speelde, dat heel wat voetjes op de houtenvloer in beweging kreeg… maar waar ook wel “zatlappen” te zien waren, waarvoor wij -als kinderen- vol huivering het veilige huis binnenvluchtten. Pal naast dit café weer een slagerij van Chiel de Wijs die ook wel huisslachtingen deed en waarin later Ariaan Besters de “praktijk” voortzette.

Het zich daarnaast bevindende “gesloten huis” werd samen met het pand van Ariaan Besters verbouwd tot één pand waarin Willem Mathijssen z’n schoenmakerij en…. een groot gezin vestigde.Dan kregen we Karel van Dooren -befaamd in de hele regio- door z’n voor die jaren sprekende reclamestunts, spaarakties wanneer men zijn kruidenierswaren en aanverwante artikelen (servies- en speel-goederen) kocht. Vooral op Maandagen kwamen de vele marktbezoekers uit de streek hun waardepunten verzilveren. Zoon Jan was in die jaren en zeker in de oorlogsjaren berucht om zijn doldrieste streken…. hij schijnt aan het Oostfront te zijn gesneuveld…

Zijgevel met tuin Gildenhuis ca 1925 (foto Gemeentearchief Roosendaal)

Al schrijvende aan dit artikel bemerk ik wel dat het ondoenlijk wordt om een zo volledig mogelijke opsomming van het wel en wee der Damstraat/van Gilsestraatbewoners te geven. Ik volsta nu maar met een grove opsomming, weergave van het aktieve bedrijfs- en beroepsleven dat zich daar vroeger afspeelde en om U een inzicht te geven van wat van dat alles nu nog rest… Het Gildenhuis -op zich al rijk aan historie- met de daarnaast gelegen prachtige tuin, rijk aan bomen en wandelpaden, met daarin een grote muziekkiosk, betekende in onze jeugdjaren een door niets te evenaren speeldomein.

Uren en dagen hebben wij er doorgebracht met het bouwen van hele vestingen uit dorre takken en boombladeren; kilo’s kastanjes vormden er onze “munitie” en de beukennootjes waren het proviand voor onze roemruchte “soldatenclub”. Die “club” kende eigen vaandel en tamboers, fouragewagen en als leider het in latere jaren zeer bekwame parlements- en Europese Comissie-lid Harry Notenboom! “Oorlogen” voerden we tegen d’Achterstraat met René Hermans als aanvoerder, getooid met een helm….. die gemaakt was van een doorgesenden gummibal….

Als de K.A.B. op haar hoogtijdagen meetings of andere festiviteiten in zaal of tuin hield… mochten wij stoelen en tafels zetten en kregen dan van de conciërge, mijnheer Neerijnen, uit de glazen stolp op de toog in het café… een handvol zoute pinda’s …. toen al lekker ..!! En of er nu in al die jaren de Kindervoeding (kinderen van sociaal zwakkeren mochten 5 middagen in de week een warme maaltijd, gekookt door de zusters in de Molenstraat, komen gebruiken), het Roomsch Toneel, de tekenseschool van Jan Werz en Smeijers, de Luchtbeschermingsdienst of in de mobilisatietijd de manschappen van “rats-kuch-en bonen” het Gildenhuis bevolkten…. wij waren er altijd bij betrokken en bleven daar “kind aan huis…” totdat in 1940 de N.S.B. en de Jeugdstorm bezit van ons “speeldomein” namen …!

Bewakers van het Gildenhuis (augustus 1938)

Van links naar rechts:
Tom Bindels, Christ Roovers, Jan Brulin, Alex Tulfer (vaandeldrager), Toon Meeuwis, Toontje Notenboom, Cees Notenboom, Piet Bruyninckx (wnd cdt), Pietje Meeuwis (?), Piet Walravens, Harrie Notenboom (cdt), Tinie Meeuwis, Cor Gilden, Harry Koppelmans, Tjeu Bruyninckx (tamboer). Op de achtergrond ,nog juist zichtbaar: Wim van Campenhout en Jos Spaapen.

Wie herinnert zich nog dat grote herenhuis -tegenover foto Walravens- in later jaren de “Otis-club”, waar de Jonge Werkman was gehuisvest en waar regelmatig “Vlaamse Kermis” werd gehouden…

Buurtwinkels, bakkers en slagers waren er in overvloed: Gerrit Leyten, schilder én kruidenier met daarnaast een groot assortiment aan snoep voor één cent; “bakkes-volle”, zoethout, klapkauwgom met Shirly-Temple-plaatjes of van de K.18 (onderzeeboot), vrouwke Bartelen, bakkerke Rombouts en Blom, bakker Clement (later de “Haka”) wiens vader “plisie” was. Verder waren er de slagers Willem Gilden, Toon en Marijn de Beer, de groentehandel Jan Jongmans.

Bij Marieke de Klerk en Jeanne Notenboom… op “naailes”; voor pianoles naar… Britta Weijnen… de dames Kuystermans gaven in die tijd al type- en boekhoudlessen…

Bij Hoppenbrouwers kon men terecht voor bouwmaterialen en kolen maar de grootste opslagloodsen met antraciet-cokes-eierkolen of “vetnootjes” had Harry Lambrechts. Van manden- tot klompenmakerij kon men in de van Gilsestraat terecht bij Uytdehaag en van Landeghem. De “goedwinkel” van Jan Bogers had een zeer opvallende brede voorgevel met daarin wel 6 vitrine’s waarachter men de lange magazijnstellingen zag waarop kleurrijke rollen stof lagen opgeslagen. Vader Jan en later zoon Pierre gingen dagelijks met een transportfiets “de boer op” om er de stoffen voor boezeroens en schorten aan de bewoners van het buitengebied te verkopen…

Het was opvallend, dat er in die tijd in de Dam- en van Gilsestraat zoveel zelfstandige aannemers, metselaars en schilders woonden: Sjef Nootenboom; Notenboom-Paantjes (een bordje op de poort : witkalk te koop), Piet de Wijs, Dorus Schoonen, Frans Notenboom, Janus en Kareltje van Esch, Marijntje de Klerk, Sjef Bruglemans… en Pietje Bruglemans die vooral bij ons als jeugd bekendheid genoot omdat hij ook “aktoppe” mét pianopunten fabriceerde en vliegers of vliegerlatjes verkocht. Ook mijn grootvader en vader (thans nog broer Tjeu) zaten in het timmer- en aannemersbedrijf en op “de waaref” werden heel wat tenten van schragen en stellinghout gebouwd.

Toon en Jantje Rampaart alsmede Harry van Eekelen en Guust Uytdehaag waren de schildersbedrijven uit die tijd.

Waar later de wasserij “Zonna” zich vestigde was er in die jaren een meubelmakerij van Piet Moerings terwijl Sooi Mastbooms ook een reputatie had in renoveren van meubels. Verder richting Burgerhout bovond zich aan het eind der straat de boekdrukkerij en -binderij van de fa. de Bruyn en daar weer tegenover had de weduwe Segers haar goed beklante winkeltje in rookwaren.

Terug naar de hoek Damstraat/Willemstraat was er het café van “Mieke” Vinckx en op de ander hoek zat Janus Braat, die in zijn winkeltje met snoep- en koekerijen, dag- en weekbladen verkocht. Buurman Sjef van Unen had naast z’n café tevens het Luxor-theater met Tarzan-films in die tijd maar ook … met “De Gouden Stad”….. die door de parochie-geestelijkheid vanaf de kansel alle parochieanen ontraden werd… en daarom hadden de late avondvoorstellingen vele “stiekeme snoepers”!!

Naart het einde van dit verhaal toe, wil ik toch ook naar het einde van die Damstraat één bewonersnaam niet onvermeld laten… omdat die zo nauw betrokken was bij “de laatste reis” – als het licht van de levenslamp gedoofd was – : Koos Key (later met zoon Janus) die vele begrafenissen verzorgde. Wanneer we ’s morgens naar school gingen, stond de “lijkkkaar” buiten en was hij die gereed aan het maken: zwarte lakens draperen over wagen en paarden; de vier of zes lantaarntjes met kaarsjes ontsteken. De “lijkbidders” verzamelden zich in “pietelèr” en hoge hoed met lange zwarte sjerp vanaf de hoedrand over de rug lopend. In diezelfde uitmonstering waren zij de dagen tevoren de familie, buren en kennisen “aon gaon zège”..

Toen zoon Janus, na een verbouwing van de voorgevel, de tot dan toe geblindeerde spiegelruiten, een “vrije inkijk” aan zijn toonzaal gaf en daarin lijkkisten “te kust en te keur” opstelde… toen zijn we als kinderen die straatzijde wat meer gaan mijden.. want, om het met Toon Hermans te zeggen, “wij hadden het leven volop lief…”

Dat er “geleefd” werd in die aloude buurt… dat hoop ik u met deze bijdrage min of meer duidelijk te hebben gemaakt waarbij nog maar gezwegen over al dat andere “leven in de brouwerij..!”

Piet Bruyninckx