Ro(o)(e)s(z)(e)(n)da(a)(e)l(e)

Onderstaande tekst is nagenoeg letterlijk overgenomen uit Tijdschrift 30 van juni 1997.
De auteur was de heer C.B. Goyarts

“Ro(o)(e)s(z)(e)(n)da(a)(e)l(e)”

What’s in a name? That wich we call a rose, by any other name would smell as sweet.
(Shakespeare, Romea an Juliet 2,2)

Van der Aa schreef in zijn aardrijkskundig woordenboek uit 1849 (1) dat hij zestien verschillende schrijfwijzen kende van de naam Roosendaal en dat dit vermoedelijk in geen andere plaats of taal gevonden wordt. We zijn dit eens nagegaan in de loop van de geschiedenis.

De oudste bekende vermelding is die in de brief van Arnout van Gaesbeek van 5 november 1268, waarin hij de schenking van negen bunders land, weide en bos aan de kapel “in loce dicto Rosendale” bevestigt (2).

In een acte van 25 december 1291 wordt de verkoop van een moer (veengrond) geregeld, gelegen naast onder meer het klooster (St. Catharinadal) in “het dal der rozen”en wel in het Latijn “de valle Rosarum”. De Latijnse naam was dus “Vallis Rosarum” (3).
In een oorkonde van 5 november 1292, waarin een cijns uit grond wordt verkocht aan het klooster St. Catharinadal, ligt die grond onder “Rosendaele” (4). In een leenbeschrijving uit 1440 staat Roesendaele (5). Op 18 januari 1557 is in een gerechtelijk stuk nog sprake van de Vrijheijt van Rosendale (6), doch in 1635 wordt op de oudste klok in de toren vermeld: “Johannes Bapsista patronis muinicpii de Rozendale” (7).

Op de nieuwe kaart van de Baronie van Breda en het Markgraafschap van Bergen op Zoom uit 1739, een gravure van J. Keizer, wordt het dorp aangegeven met “Vrijh. Rozendaal” (8), terwijl van Goor in zijn “Beschrijving der Stadt en Lande van Breda” uit 1744 spreekt over “de Vrijheid Rosendael, een aanzienlijk Vleck” (9).

Op 18 maart 1798 wordt in een brief een opsporingsbericht doorgegeven aan de “municipaliteit Rozendaal”(10). In een jaarrekening over 1849 en in het jaarverslag over 1851 is sprake van “de Gemeente Rosendaal“(11).

In het jaarverslag over 1853 wordt gesproken over “de gemeente Rosendaal en Nispen” (12).
Pas in 1893 wordt het jaarverslag opgemaakt van “de Gemeente Roosendaal en Nispen” (13). Dit zou de schrijfwijze blijven, al werd het in 1997 “de gemeente Roosendaal”. Maar nog tot de Tweede Wereldoorlog werd herhaaldelijk tegen de officiële schrijfwijze gezondigd, vooral op prentbriefkaarten, die Rozendaal en zelfs Roozendaal bleven vermelden. Het was toen ook gebruikelijk om achter de naam Roosendaal “N.B,” te schrijven om de verwarring met Rozendaal (Gelderland) te vermijden. Overigens heet het kasteel aldaar weer “Rosendael“!

Tot nu toe hebben we twaalf schrijfwijzen geregistreerd van het Noord-Brabantse Roosendaal. Willen we nog andere dan moeten we verder van huis. Zo is er een Roosdaal in België, in de buurt van Brussel en Ninove, een Rosendaël als Franse naam van een voorstad vanDuinkerken, een Rosendahl ten westen van Münster in Duitsland, alsook een Rosenthal bij Wassenberg, eveneens in Duitsland, en zijn er Rosendale‘s in Canada (Alberta) bij Calgary, in Australië ten noorden van Brisbane, in Amerika (Indiana) bij Indinapolis en in Missisippi ten zuiden van Memphis aan de rivier de Missisippi en in Engeland in de vorm van “Rosendale Abbey”ten noorden van York. Tenslotte is er nog een “Rosental“, een dal bij Klagenfurt in Oostenrijk.
(mei 2011 De webmasters kennen ook nog “Rosendal“, een plaats ca 100 km ten zuidoosten van Bergen in Noorwegen. Dit zou dus nog een ontbrekende schrijfwijze zijn. Met deze kennis van nu is in de loop van deze publicatie natuurlijk geen rekening gehouden)

Alles bijeen dus negentien schrijfwijzen voor dezelfde naam. Van der Aa heeft dus geenszins overdreven! Nog niet werden gevonden: Rozedal, Roosdale, Roosdaele etcetera. Wel zijn er nog meer plaatsen met reeds gevonden schrijfwijze, zoals Rosendale (Missouri) ten noorden van Kansas City, Rozendaal bij Oudewater aan de Hollandse IJssel bij Gouda, ‘t Rosendaal bij Heino en wellicht weten lezers met aardrijkskundige belangstelling er nog meer te vinden. De verklaring voor de verschillende schrijwijzen, althans voor Nederland, is gelegen in het feit dat er geen wettelijk voorgeschreven spelling bestond. In de achttiende eeuw verschenen er weliswaar meerdere “spraakkunsten”, doch die werden geen gemeengoed. Pas in 1805 werd door de Bataafse Republiek de spelling van M. Siegenbeek aanvaard. De in 1863 ontworpen spelling van M. de Vries en L.A. Winkel die aansloot bij de beschaafde uitspraak, werd al snel geaccepteerd door het onderwijs en wat later ook door de regering. Deze spelling handhaafde historische schrijfwijzen die in de beschaafde uitspraak niet meer voorkwamen, zoals het verschil tussen “stooten”en “noten”.

Tegen dit onderscheid, ondermeer, kwamen R.A.Kollewijn en zijn “Vereniging tot vereenvoudiging van onze spelling” in het geweer in 1892. Hun vereenvoudiging werd al snel door het onderwijs overgenomen, doch niet door de regering. Toch zal deze vereenvoudiging ertoe geleid hebben dat in de raadsnotulen van 9 juni 1893, zonder enige verklaring, de naam Rosendaal ineens veranderde in Roosendaal (14).

Het zou interessant zijn om te vernemen hoe al die andere plaatsen aan hun naam zijn gekomen en of er relaties onderling bestaan in het verleden.

Wat het ontstaan van de naam Roosendaal in Noord-Brabant betreft, is de discussie nu wel gesloten. Het was een in de mode zijnde naam voor kloosters en adelijke verblijven die paste in de religieuse-hoofse sfeer van de dertiende eeuw. Het was dus een kunstmatige naam die de naam Haviksdonk (vermoedelijk het Leengoed of Vrouwenhof) geleidelijk verving. De naamgever is tot op heden niet bekend (15). We moeten hem wel dankbaar zijn, want de naam Roosendaal is heel wat romantischer dan Haviksdonk, dat al gauw Haxdonk werd genoemd. Zou de naam toch iets toevoegen aan de geur van de roos?

(1) A.J. van der Aa, “”Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden”. 1849 pag. 33-34.
(2) M.A. Erens, “De oorkonden der abdijTongerloo”, 1948, nr 211, pag. 279-280.
(3) P.C. Boeren, “van Haviksdonk tot Roosendaal”, GR nr. 25 (1965) pag.72.
(4) Ibidem, pag. 71.
(5) F.F.X. Cerutti, “Gageldonck”, GR nr. 5 (1945) bijlage, art.4, pag.79.
(6) GARN, Rechterlijk archief inv. nr.1, f.1 recto 18-1-1557.
(7) B.H. Scholte, “Overzicht van de geschiedenis van Roosendaal en Nispen”, GR nr.25 (1965), pag. 5.
(8) Y.P.W. van der Werff, “Een kabinet van Westbrabantse gezichten”, 1972.
(9) Th.E. van Goor, “Beschrijving der Stadt en Lande van Breda”, 1744, pag. 382-384.
(10) C.B. Goyarts, “Mr. Gerard Willem Panneboeter” GR nr. 51 (1991), pag. 20.
(11) GARN, Plaatselijk bestuur, inv.nr. 280; Gemeentebestuur 1851-1916, inv.nr. 250.
(12) GARN, Gemeentebestuur 1851-1916, inv.nr. 252.
(13) Ibidem inv.nr. 291.
(14) Ibidem inv.nr. 10.
(15) P.C. Boeren, pag.88.