’t Kapelleke

Onderstaand artikel is een overname uit het door de Heemkundekring uitgegeven Periodiek nummer 3 dd april 1982. De auteur was de toenmalige voorzitter W.M. Heijnen.

‘T KAPELLEKE

“Tijdens de St.-Elisabethsvloed op 14 november 1421 joeg een hevige noordwesterstorm het zeewater diep het land in. Het kwam zelfs tot Doorlicht (in de oude stuken ook Thurlichtervenne, Doorlichtervenne, Deurlicht, Doerlicht en Doirlicht gespeld) ten noorden van Roosendaal gelegen.
Temidden van dit noodweer dreef een schipper met een gebroken roer op de Striene hulpeloos rond. Zo roerig was het water, dat het bootje, waarin de man zich bevond, dreigde te vergaan. In zijn grote angst beloofde de schipper bij een veilige landing op die plaats een Mariakapelletje te bouwen. Bij Doorlicht landde hij behouden aan en zou aldaar de beloofde kapel hebben gebouwd.”

Zo luidt de legende, die is uitgebeeld in de glas-in-lood raampjes die in 1947 in de achtermuur van de huidige kapel zijn aangebracht.

Bij het bouwen van de huidige kapel zou men fundamenten hebben gevonden, die dateren uit de twaalfde eeuw. Bewijzen hiervoor hebben we niet.

In oude archiefstuken lezen we, dat er op 29 mei 1566 een “Kapel van Doorlicht” bestond; maar waar en wanneer deze kapel gebouwd is, is niet bekend.

In een beschrijving van het oude dekenaat Beke (Hilvarenbeek) waaronder Roosendaal destijds behoorde, staat onder Roosendaal vermeld: “Capella s. Marie noviter fundata”, hetgeen betekent “de Mariakapel onlangs gebouwd.”
Op een kaart van het Bisdom Antwerpen (1611-1633) staat bij Kalfsdonk (Kalsdonk) een kapel getekend. Er zijn echter geen bewijzen dat de kapel van Kalfsdonk en de kapel van Doorlicht dezelfde waren. Er schijnen vroeger in de omtrek wel twaalf kapellen te hebben bestaan.
Zo staat er op een oude tiendkaart op de Kortendijk op de plaats die nog altijd de “Kapelblok” heet (in de buurt van de Kapelstraat) ook een kapel aangegeven. Wat oudere lezers zullen zich ongetwijfeld nog de kapel herinneren die stond waar nu het plein voor schouwburg “De Kring” is.

De huidige kapel is in 1896 op een hoogte, op een bergje gebouwd en in 1897 voltooid; vandaar de naam “Kapelberg”.

Het initiatief tot het bouwen van de kapel nam Mr. Aloysius J.L.M. van Gilse. In 1903 stond de familie van Gilse de kapel in bruikleen af aan de parochie van de H. Antonius. In 1935 kocht de nieuwe parochie van het H. Hart de kapel met de aanwezige inventaris. Bij het vijftigjarig jubileum (1947) werd de kapel gerestaureerd.

Het opschrift buiten op het kapelletje luidt:

“Sanctae Dei Matri Mariae Consolatrice Afflictorum Sacrum”
(Moeder Gods Maria, Troosteres der bedroefden)
De kapel is dus toegewijd aan Onze Lieve Vrouw van Smarten.
Vroeger stonden er twee Mariabeelden, hetgeen zeer uitzonderlijk is. Onder een altaartje achter een ijzeren hek stond achter een glazen deurtje een zwart geblakerd oud beeldje voorstellende Maria met het Goddelijk Kind op de arm, het was met een witte sluier omgeven. Waarschijnlijk is, dat dit het Mariabeeld is geweest, dat tijdens de vervolging door vrome mensen is verborgen, dat na de verwoesting van een eerdere kapel, in 1648 door een groep Staatse ruiters in een kastje is geplaatst op de plaats van de oude verwoeste kapel.
Ter ere van Maria’s Zeven Smarten richtten vrome mensen rondom dit kastje zeven ijzeren kruizen op. Daarom heeft men op het altaar een beeldje gelaaatst met Zeven Zwaarden in het Hart. Het oude Mariabeeldje met het Goddelijk Kind is waarschijnlijk zwart geworden door de brandende kaarsen die er omheen stonden.
Op 26 augustus 1970 lezen we in het Brabants Nieuwsblad onder de koppen:
“INBRAAK IN KAPELBERG, BEELD VAN DE “ZWARTE LIEVE VROUW” GESTOLEN”
dat het ongeveer 550 jaar oude Mariabeeldje bij een inbraak in de Kapelberg is gestolen. Tot op heden is het niet teruggevonden.
Vast staat, dat de Kapelberg al vanouds een druk bezocht bedevaartoord is en dat het vooral in de Meimaand erg druk kan zijn.
In Roosendaals dialect schreef in de twintiger jaren de schrijver van “Brabbaanse Briefkes” ……..
“Sommetjé gebeurde het wel, dak er nie in kos, in ’t kapelleke en buite wagte mos, tot datter ’n aander uitgong, die z’n devoosie voldaan aar”.

W.M. Heijnen

Geraadpleegde literatuur:

  • “Van turfnering naar groot-industrie”
    Een vertelling over de geschiedenis van Roosendaal en Nispen door Broeder Albertinus;
  • Jaarboek no. 7 de Oudheidkundige Kring “De Ghulden Roos”uit 1947, pagina 23 t/m 30;
  • “Bedevaart naar de Kapelberg” van Pastoor G.H.M. Konings uit 1948.